Heeft televisiejournalistiek nog bestaansrecht in de toekomst? En dan met name de media waarin het harde nieuws wordt gebracht. De waan van de dag. De scoops. In een tijdperk waarin met name de jonge nieuwsconsument steeds vaker zijn eigen informatiebronnen op het internet raadpleegt, ligt die vraag steeds meer voor de hand.
Met media zoals Twitter, YouTube en Uitzendinggemist is het voor iedereen mogelijk zijn eigen nieuwsstroom samen te stellen. Daarnaast lijkt het erop dat de Nederlandse televisiejournalistiek te kampen heeft met vergrijzing van het publiek. Oud-hoofdredacteur van DeNieuweReporter.nl Theo van Stegeren stelt dat de televisiejournalistiek in een seniorencircuit is beland dat langs de natuurlijke weg verder zal afkalven (DeNieuweReporter.nl, 2007).
Ontbreken pittig debat
Een pittig debat is al jaren gaande over hoe papier tegen het internet moet opboksen. Er wordt gesproken over wat het ideale verdienmodel moet zijn en of de focus van de kranten al dan niet op het web moet liggen. Eenzelfde soort discussie vindt echter niet plaats over bewegende beelden. In ieder geval niet in dezelfde mate en grootte.Dat is opmerkelijk want de televisiejournalistiek heeft ook te maken met de gevolgen van het internet. Waar je op internet overal tweerichtingsverkeer ziet -de consument is afhankelijk van het nieuwsaanbod op het web, maar hij kan ook produceren en zelf content publiceren- is televisie vooralsnog vooral eenrichtingverkeer. De NOS bepaalt wat ze in het achtuurjournaal uitzendt, de consument heeft het maar te slikken. Dat heeft voor een groot deel te maken met het traditionele bestaansrecht van de journalistiek. “De journalistiek legitimeert haar bestaansrecht sinds jaar en dag met het argument dat professionele schifting vanwege information overload noodzakelijk is. Daarbij vergeet men gemakshalve dat we steeds beter in staat zijn om dit zelf te doen – en dat de gemiddelde wereldburger niet alleen informatie verwerkt, maar juist ook produceert” (DeNieuweReporter.nl, 2006). Dit geeft duidelijk weer hoe het tweerichtingsverkeer in de huidige mediasituatie werkt.
Samensmelting media
Tegenwoordig ontstaat er wel een verschuiving in dat zogenaamde zendverkeer van de televisiegrootmachten. Volgens Erik van Heeswijk smelten media steeds meer samen. “Het is een strijd om aandacht. Je kan nieuws maar één keer nieuws noemen en je publiek heeft niet onbeperkt de tijd om media te consumeren.” (Mediastorm, 2012). Bij televisie begint het tweede scherm bijvoorbeeld aan populariteit te groeien. Bij een programma als The Voice of Holland is het mogelijk om via de smartphone of tablet extra info bij het programma op tv te krijgen. Zoiets is nog niet te zien bij de journalistieke uitingen, zoals een journaal of een reportage.
Het journaal van tegenwoordig ziet er, met allerlei snufjes en schermen en staande presentatoren, wellicht gelikt uit, in het beginsel is er niet veel veranderd sinds de eerste uitzending (het woord ‘zenden’ zegt het al) van 5 januari 1956. Dat was het journaal van de toenmalige NTS. Natuurlijk is de journalistieke kwaliteit door jaren heen wel flink verbeterd. Vroeger was het vooral een ‘praatje plaatje’. Het had meer weg van een radio-uitzending met beeld en was vooral bedoeld ter illustratie dan informatievoorziening. Tegenwoordig doet televisienieuws in de verste verte niet onder voor andere mediavormen als het gaat om informatieverschaffing of het bepalen van de publieke opinie. In de beginjaren werd er nog met wantrouwen naar gekeken. Dat wantrouwen kwam vooral van de dagbladjournalisten. Maar na een trage start wist de televisiejournalistiek een onbetwiste centrumpositie in de samenleving te veroveren (Journalistieke cultuur in Nederland, 2002). Het lijkt er echter op dat van die centrumpositie steeds minder sprake is.
Concurrentie met internet
De gevestigde orde van het televisienieuws weet dat er nieuwe tijden aan zijn gebroken. Het is bekend dat er een concurrentiestrijd heerst met het internet. Zelfs wanneer die concurrentie uit de eigen gelederen komt. Zo werd politiek verslaggever Frits Wester van het RTL Nieuws op de vingers getikt over zijn Twitter-gedrag. Wester verspreidde namelijk al vóór een nieuwsuitzending zijn bevindingen via Twitter en dat werd niet op prijs gesteld omdat zijn volgers dan eerder op de hoogte waren dan RTL het kon uitzenden (Ben ik in Beeld, 2011).
Het feit dat RTL hier een probleem van maakt, geeft te kennen dat zij zich er van bewust zijn niet meer voor een scoop te kunnen zorgen. Het geeft ook te kennen dat zij denken dat er nog valt op te boksen tegen de snelheid van het net. De consument is namelijk inmiddels dusdanig gewend aan de snelheid, dat die strijd al lang en breed verloren is. Jeff Jarvis stelt: “Iedere milliseconde telt…..snelheid is een zegen voor gebruikers. Snelheid is een grondbeginsel van de Google-religie.” (Wat zou Google doen?, 2009). De consument wil zo snel mogelijk weten wat er speelt en zoekt zijn nieuws dus op via onder andere Google. Hij wil niet meer wachten tot het achtuurjournaal of het halfachtnieuws, hij wil het nú. In die zin zou het RTL Nieuws juist het Twitter-gedrag van Frits Wester moeten stimuleren en ’s avonds in de uitzending duiding geven bij het nieuws dat die dag al op het web gebracht werd. Op die manier voorzie je de consument van snel nieuws wanneer het ertoe doet en kan er later dieper op in worden gegaan.
Conclusie
Het nieuws is overal op het internet te vinden. Op Twitter valt te lezen wat het laatste nieuws is. Als het achtuurjournaal de nieuwsconsument dat ’s avonds nog moet vertellen, vraag ik mij hardop af of dat medium dan nog wel bestaansrecht heeft. Natuurlijk zijn er mensen die aan het einde van de dag de belangrijkste punten willen horen, maar van een scoop kan haast geen sprake meer zijn. Het is hooguit interessant om te zien of er nog andere beelden beschikbaar zijn van een bepaald nieuwsfeit. Daarom verwacht ik dat de televisiejournalistiek zich steeds meer gaat toeleggen op de achtergrond. Want met reportages, onderzoeken, documentaires en praatprogramma’s kan de diepte in worden gedoken van het harde nieuws dat die dag op alle sociale platformen rond heeft gegonsd.
Het zal inderdaad waarschijnlijk zo zijn dat de traditionele televisiekijker steeds ouder wordt. De jeugd zoekt zijn ‘heil’ ergens anders. Misschien wil de jonge kijker ook wel de achtergrond in, maar dan wel wanneer het hem uitkomt. Het kan best dat hij daar nog steeds de televisie voor gebruikt, maar dan wel een smart tv waarmee hij zelf kan bepalen wat hij kijkt en wanneer. De televisiejournalistiek in zijn algemeenheid is dus zeker nog niet uitgestorven, maar dat er veranderingen plaats gaan vinden, staat zonder meer vast. Daarnaast zullen bewegende beelden echt wel in de media blijven. Misschien dat de televisie ooit een keer verdwijnt.
Bronnen:
– Heeswijk, E. van 2012 Mediastorm eerste druk Den Haag: Boom Lemma Uitgevers
– Jarvis, J. 2009 Wat zou Google doen? Druk onbekend Amsterdam: uitgeverij Mouria
– Lips, R. 2011 Ben ik in beeld nieuwe media oude gewoonten eerste druk Turnhout: Uitgeverij FC Klap
– Wijfjes, H. 2002 Journalistieke cultuur in Nederland Vijftig jaar televisiejournalistiek tweede druk Amsterdam: Amsterdam University Press